`X` is een binomiaal verdeelde toevalsvariabele. Voor welke waarde van `x` geldt:
`text(P)(X≤x|n=100 text( en ) p=0,35 )=0,1236`
`text(P)(X>x|n=12 text( en ) p=1/3) < 0,1777`
`X` is een binomiaal verdeelde toevalsvariabele. Voor welke steekproefgrootte `a` geldt:
`text(P)(X=3 |n=a text( en ) p=0,25 ) < 0,25`
`X` is een binomiaal verdeelde toevalsvariabele. Hoe groot (afgerond op `2` decimalen) moet de kans `p_0` minstens zijn, als:
`text(P)(X≤3 |n=15 text( en ) p=p_0 )>0,2`
`text(P)(X≥10 |n=50 text( en ) p=p_0 ) < 0,2`
Je gooit met `5` viervlakkige dobbelstenen. Stochast `X` geeft het aantal vieren aan dat boven komt te liggen.
Stel een kansverdeling op voor `X` en bereken de verwachtingswaarde en de standaardafwijking.
In een vaas zitten `13` knikkers: `8` paarse en `5` gele.
Je pakt `6` keer een knikker uit de vaas, controleert de kleur en legt hem weer terug in de vaas.
Wat is de kans dat je minder dan `4` gele knikkers hebt gepakt?
Wat is de kans dat je minstens `4` paarse knikkers hebt gepakt?
Je werpt `10` keer met een zuiver geldstuk. Stochast `K` geeft het aantal keren kruis bij deze worpen.
Bereken de verwachtingswaarde en de standaardafwijking van stochast `K` .
Stochast `L` geeft het aantal keren kruis als je `1000` keer gooit.
Bereken de verwachtingswaarde en de standaardafwijking van `L` .
Een test bestaat uit `15` vierkeuzevragen. Slechts bij `5` van deze vragen kun je met zekerheid het goede antwoord aangeven. Je besluit de `10` andere vragen op goed geluk een antwoord aan te geven.
Hoe groot is de kans dat je `12` vragen van de test het goede antwoord hebt gegeven?
Hoe groot is de kans dat je meer dan `5` vragen goed beantwoordt?
Hoeveel vragen van de test mag je verwachten goed te beantwoorden?
In het casino mag je voor € 10,00 met tien zuivere dobbelstenen werpen. Voor iedere dobbelsteen waar je minder dan `4` ogen mee gooit krijg je € 2,00 uitbetaald.
Hoe groot is de kans dat je winst maakt bij dit spel?