De kansverdeling van de uitbetaling per polis `U` wordt:
`200000` | ` 50000` | ` 2500` | ` 0` | |
`0,0001` | `0,0010` | `0,0200` | `0,9789` |
`text(E)(U)=120` . De gemiddelde uitbetaling is `120` euro.
Een premie van € 1,65 per € 1000,00 verzekerd bedrag.
`0,0406`
`text(E)(X) ~~ 23` en `σ(X) ~~ 3,5`
`text(E)(10 X)` is `233` (of `234` ) personen met een standaarddeviatie van `11,2` .
`text(E)(bar_X) = 23` ;
`σ(bar_X) ~~ 1,1` .
Verwachtingswaarde: `320`
Standaardafwijking: `4,2`
Hij mag er gemiddeld `40` verwachten met een standaardafwijking van ongeveer een halve tulpenbol.
`0,1623`
Zie uitwerking.
`17` .
`text(P)(X=6 )` is het grootst.
`0,1294` .
`0,4744` .
Betekenis van stochast `L` : stel dat je met ene dobbelsteen een `5` gooit en met de andere een `3` . De waarde van `L` is dan gelijk aan de som van de ogen (dat is `8` ) plus het product van de ogen (dat is `15` ) en is in dit geval dus `8 + 15 = 23` .
`E(L) = 19,25`
`σ(L) ~~ 9,26`
Stochast `B` is een hypergeometrische stochast maar kan worden benaderd als een binomiale stochast en als een Poissonverdeelde stochast.
Binomiaal kansmodel geeft de kans: `0,9405`
Poisson kansmodel geeft de kans: `0,9329` .
Je winstverwachting is
`0 *1/6+1 *5/6*1/6+2 * ((5/6)) ^2*1/6+2^2* ((5/6)) ^3*1/6+...-10`
.
Je ziet snel dat dit getal steeds groter wordt naarmate het langer duurt tot je een
zes gooit. Je winstverwachting is erg positief!
Je moet twee toevalsgetallen
`x`
en
`y`
simuleren die samen kleiner zijn dan 10. En dan naar kansen gaan kijken.
Als
`x^2+y^2= ((10 -x-y)) ^2`
is de driehoek rechthoekig, als
`x^2+y^2> ((10 -x-y)) ^2`
is de driehoek scherphoekig.
Echte onderzoeksopdracht.
Neem aan dat er
`a`
pakjes van
`9`
euro in zitten, dan zijn er
`1000 -a`
pakjes van
`1`
euro. De totale waarde is
`3000`
euro. Dus:
`9 *a+1 *(1000 -a)=3000`
, geeft
`a=250`
.
text(P)(pakje van 1 euro)
`=0,75`
.
Dan moet `text(P)(X=4 |n=20 en p=p_0 ) < 0,1896` zijn als X het aantal pakjes van `9` euro aangeeft. Hieruit volgt `p_0 =0,25` . De kans op pakje van 1 euro is `0,75` .
`text(P)(Y≥14 |n=20 en p=0,75 )≈0,7858` .
De kans is `2 *0,25 *0,75 =0,375` .
Nu moet gelden: `text(P)(Y=1 |n=a en p=0,25 )=0,3560` . Met de GR vind je: `a=6` . Je moet dus `6` pakjes uit de mand halen.
Opbrengst is `1000 *5 =5000` euro. De kosten zijn: `3000` euro. De winst is dus 2000 euro.
`50`
pakjes kosten € 250.
`52`
% hiervan is € 130. Ieder pakje kost minstens 1 euro: de opbrengst is € 50. Dus 80
euro moet komen uit het ruilen van een 1 euro-pakje voor een 9 euro-pakje. Er moeten
dus
`10`
pakjes van 9 euro genomen worden.
`text(P)(Y=10 |n=50 en p=0,25 )≈0,0985`
.
`3` pakjes kosten `15` euro. De waarde is minder als je er geen of `1` pakje van 9 euro neemt. De kans is `text(P)(Y≤1 |n=3 en p=0,25 )≈0,8438` .
`text(P)(X≥40 |n=50 en p=0,60 )≈0,0022` .
`text(P)(25 ≤X≤44 |n=50 en p=0,60 )≈0,9427` .
`text(P)(X≥37 |n=50 en p=0,60 )≈0,0280` .
`0,01`
`0,81` .
Bijvoorbeeld:
(goed, goed) geeft
"goed"
; kans is
`0,7 *0,7 =0,49`
.
(goed, redelijk) geeft
"goed"
; kans is
`0,7 *0,2 =0,14`
.
(redelijk, goed) geeft
"goed"
; kans is
`0,2 *0,7 =0,14`
.
(goed, slecht) geeft
"redelijk"
; kans is
`0,7 *0,1 =0,07`
.
(slecht, goed) geeft
"redelijk"
; kans is
`0,1 *0,7 =0,07`
.
(redelijk, slecht) geeft
"redelijk"
; kans is
`0,2 *0,1 =0,02`
.
(slecht, redelijk) geeft
"redelijk"
; kans is
`0,1 *0,2 =0,02`
.
(redelijk, redelijk) geeft
"redelijk"
; kans is
`0,2 *0,2 =0,04`
.
(slecht, slecht) geeft
"slecht"
; kans is
`0,1 *0,1 =0,01`
.
Dus P(goed)
`=0,77`
; P(redelijk)
`=0,22`
en P(slecht)
`=0,01`
.
P(goed) `=0,77 *0,6 +0,70 *0,4 =0,742` .
P(redelijk)
`=0,22 *0,6 +0,20 *0,4 =0,212`
.
P(slecht)
`=0,01 *0,6 +0,10 *0,4 =0,046`
.
De kans op
"slecht"
wordt meer dan gehalveerd.
Hypergeometrisch kansmodel: `0,1032` . Binomiaal kansmodel: `0,1875` .
De hypergeometrische kans. Het verschil zit in het trekken met of zonder terugleggen.
...antwoord...
...antwoord...
`P(M_0 (2 ) en M_(11 )(1 ) en M_(12 )(0 ))=0,2093 *0,3643 *0,3172 ≈0,024` .
`P(M_0 (1 ) en M_1 (2 ) en M_(21 )(0 ) en M_(22 )(0 ))=0,3643 *0,2093 *0,3172 *0,3172 ≈0,008` .
Er mogen geen trouwende zoons zijn: P(eerste familie niet en 2de familie niet) `=0,3172 *0,3172 ≈0,1006` . Dus ongeveer `10` %.
`P(meer dan één keer)=1 –P(niet, niet)–P(één keer)`
.
P(niet, niet)
`≈0,1006`
.
P(één keer)
`=0,3172 *0,3643 *2 ≈0,2311`
.
De gevraagde kans is ongeveer
`1 -0,1006 -0,2311 =0,6683`
, dus ongeveer 67%.
Stochast `X` geeft het aantal namen dat niet terugkomt. Je moet dan berekenen: `P(X=5 |n=20 en p=0,3172 )≈0,1627` . Dus ongeveer 16%.
Uit de gegeven tabel volgt: `E(X)≈1,146` .
(bron: examen wiskunde A vwo 1989, tweede tijdvak, opgave 3)