Hoe je gegevens samenvat is sterk afhankelijk van de soort gegevens:
Bij kwantitatieve variabelen werk je meestal met:
Frequentietabellen, staafdiagrammen en lijndiagrammen bij discrete kwantitatieve variabelen,
zoals cijfers, leeftijden, e.d.
Hierbij horen centrummaten als modus, gemiddelde en spreidingsmaten als spreidingsbreedte.
Frequentietabellen met aaneengesloten even brede klassen, histogrammen en frequentiepolygonen
bij continue kwantitatieve variabelen, zoals lengte, gewicht, tijdsduur, e.d.
Hierbij horen centrummaten als gemiddelde en spreidingsmaten als standaardafwijking.
Boxplots waarvoor je minimum, eerste kwartiel, mediaan, derde kwartiel en maximum nodig hebt.
Puntenwolken (spreidingsdiagrammen) als je een verband tussen twee kwalitatieve variabelen wilt zoeken.
Bij kwalitatieve variabelen werk je meestal met:
Frequentietabellen, staafdiagrammen, lijndiagrammen, beelddiagrammen, cirkeldiagrammen
bij kwalitatieve variabelen, zoals vakkenprofiel, aantal per maand, e.d.
Hierbij horen centrummaten zoals modus en mediaan.
Kruistabellen als je twee kwalitatieve variabelen wilt vergelijken.