Statistische methoden > De wortel-n-wet
1234567De wortel-n-wet

Toepassen

Opgave 18Gegevens van leerlingen
Gegevens van leerlingen

Gebruik het bestand Gegevens 154 leerlingen. Bekijk de tabel met gegevens van `154` meisjes en jongens.

a

Onderzoek in hoeverre de lichaamslengte van de meisjes en de lichaamslengte van de jongens (bij benadering) normaal verdeeld zijn.

Ga ervan uit dat de lichaamslengtes van deze meisjes en jongens normaal verdeeld zijn met de gemiddelden en standaardafwijkingen zoals je die in a hebt berekend.

b

Hoeveel procent van de jongens is langer dan het gemiddelde meisje in deze groep?

c

Wat is de kans dat een willekeurige jongen uit deze groep langer is dan een willekeurig meisje uit deze groep?

Opgave 19Schoonmaakmiddelen
Schoonmaakmiddelen

Een fabrikant van schoonmaakmiddelen heeft één filiaal in Nederland, speciaal voor de Nederlandse markt. De afzet van dit Nederlandse filiaal blijkt jaar in jaar uit heel stabiel met een gemiddelde van `24850`  liter. De kans op een jaar waarin er meer dan `25000`  liter schoonmaakmiddel wordt besteld is slechts `8` %, zo heeft de administratieve afdeling berekend.

De afzet wisselt per kwartaal; de kwartaalafzetten zijn volgens de administratieve afdeling onafhankelijk van elkaar. Zowel in het eerste als in het vierde kwartaal van een jaar wordt gemiddeld `6250`  liter afgezet met een standaardafwijking van `61`  liter. Maar in het tweede kwartaal wordt ieder jaar duidelijk meer schoonmaakmiddel afgenomen en in het derde kwartaal juist veel minder. De administratieve afdeling heeft ondertussen ook kunnen achterhalen dat er in het derde kwartaal jaarlijks gemiddeld `5625`  liter wordt besteld met een standaardafwijking van `52`  liter.

Hoeveel schoonmaakmiddel wordt er jaarlijks gemiddeld in het tweede kwartaal afgenomen en met welke standaardafwijking?

Opgave 20Preiplanten kweken
Preiplanten kweken

Een tuinder zaait zaadjes voor preiplanten. In een doosje zitten tien zakjes met zaadjes. Uit één zakje zaadjes komen bij de tuinder gemiddeld twintig preiplanten op, met een standaardafwijking van `3,2` .

a

Hoeveel preiplanten kweekt de tuinder gemiddeld met één doosje zaadjes?
En welke standaardafwijking hoort daarbij?

b

De tuinder zaait de zaadjes uit drie doosjes.

Bereken de kans dan er minder dan `580` preiplantjes opkomen.

De tuinder vindt deze kans te groot. Hij besluit de omstandigheden in zijn kas zo aan te passen dat er gemiddeld meer preiplanten opkomen. De standaardafwijking blijft gelijk.

c

Bereken wat het nieuwe gemiddelde per zakje moet worden zodat de kans op minder dan `580` opkomende plantjes kleiner is dan `1` %. Rond je antwoord af op gehele getallen.

verder | terug