Bekijk de applet.
Hier zie je een cirkel met drie punten op de rand. Vergelijk beide aangegeven hoeken
met elkaar als je de punten gaat bewegen...
Pak de lijst van definities/stellingen in de Vlakke Meetkunde voor vwo wiskunde B er bij.
Je kunt zeggen dat de hoek is waaronder je koorde ziet als je in punt op de cirkel staat. Wat gebeurt er met deze hoek als je alleen punt beweegt? Welke stelling van je lijst is dit?
Welk verband vermoed je tussen de omtrekshoek en de middelpuntshoek ? Zoek de bijbehorende stelling van je lijst.
Hoe volgt hieruit de stelling van Thales?