Meestal kun je berekeningen met wortels alleen benaderen met de rekenmachine. Alleen
gelijksoortige wortels kun je optellen tot één wortelvorm.
Voorbeelden van optellingen en aftrekkingen met wortels zijn:
kun je niet als één wortel schrijven want er zijn geen gelijksoortige termen, maar wel benaderen met je rekenmachine: .
(drie gelijksoortige termen)
(twee gelijksoortige termen)
, dit kan ook in één keer op de rekenmachine:
(alleen gelijksoortige termen kun je samen nemen)
Voer de volgende berekeningen met wortels uit. Benader alleen waar nodig het eindantwoord in twee decimalen nauwkeurig.
Bereken en laat in het eindantwoord de wortel staan: