Je ziet hier een balk
`A B C D . E F G H`
met
`A B = 5`
cm,
`B C = 3`
cm en
`A E = 2`
cm. Je wilt de oppervlakte bepalen.
Die oppervlakte is de som van de oppervlaktes van alle afzonderlijke grensvlakken:
ondervlak en bovenvlak zijn elk `5 * 3 = 15` cm2
voorvlak en achtervlak zijn elk `5 * 2 = 10` cm2
linker en rechter zijvlak zijn elk `3 * 2 = 6` cm2
De totale oppervlakte is `2 * 15 + 2 * 10 + 2 * 6 = 62` cm2.
Je ziet hier een kubus waar een stuk van af is gezaagd. Het zaagvlak is `K L M N` . De kubus heeft ribben van `6` cm. De lijnstukken `A K` , `C L` , `E N` en `G M` zijn allemaal `4` cm lang. De overblijvende figuur is een prisma.
Welke vorm heeft het zaagvlak `K L M N` ?
Bereken de lengte van `K L` .
Bereken de totale oppervlakte van het prisma.
De balk `A B C D . E F G H` heeft ribben `A B = 12` , `A D = 6` en `A E = 8` cm. Punt `P` is het midden van `E F` en punt `Q` is het midden van `G H` .
Bereken de totale oppervlakte van het prisma `A B P E . D C Q H` .