Al in de vroege Oudheid hield men zich bezig met het berekenen van oppervlakte en
inhoud. Veel berekeningsmethoden waren al aan de Babyloniërs en de Oude Egyptenaren
bekend en zijn ook op kleitabletten en in hiëroglyfen beschreven. Een belangrijk probleem
was de kwadratuur van de cirkel: de vraag of het mogelijk is om een vierkant te construeren met dezelfde oppervlakte
als een gegeven cirkel.
Als dit mogelijk zou zijn, was ook de oppervlakte van de cirkel als een exacte breuk
te schrijven. Benaderingsmethoden voor die oppervlakte kende men al wel, een heel
bekende is de uitputtingsmethode van Eudoxus.
De afgebeelde Griekse wetenschapper Archimedes (287—212 v.Chr.) hield zich veel met berekening van oppervlakte en inhoud bezig. Bijvoorbeeld in zijn
boek:
"Over de bol en de cilinder."
.
In het eerste gedeelte laat Archimedes zien dat de oppervlakte van een bol vier keer
de omtrek van een grootcirkel op die bol is, bepaalt hij de oppervlakte van een bolsegment
en laat hij zien dat de inhoud van een bol
`2 /3`
is van de inhoud van de omhullende cilinder.
In het tweede gedeelte wordt getoond hoe een bol door een plat vlak in twee delen
met een vooraf gegeven verhouding kan worden verdeeld. Bij deze berekeningen gebruikte
Archimedes de uitputtingsmethode van Eudoxus.