In een vaas zitten vijf balletjes genummerd `2` , `4` , `6` , `8` en `10` . Er worden zonder teruglegging twee balletjes uit de vaas getrokken. Stochast `V` is het verschil van de nummers van de twee balletjes.
Stel de kansverdeling voor `V` op.
Bereken zonder grafische rekenmachine de verwachtingswaarde, de variantie en de standaardafwijking.
Bij een experiment heb je de beschikking over vijf vrouwelijke en vijf mannelijke proefpersonen. Je verdeelt ze willekeurig in twee groepen `A` en `B` van elk vijf personen.
Hoe groot is de kans dat in groep `A` minstens vier vrouwen terechtkomen? Bereken deze kans met een hypergeometrisch kansmodel en benader de kans daarna met een binomiaal kansmodel. Rond indien nodig af op vier decimalen nauwkeurig.
Welk van beide antwoorden op de vraag in a is juist? Licht je antwoord toe.
Op zaterdagavond zit Jos, die elke week in de Lotto meespeelt, gespannen voor de tv om de trekking van de zes getallen mee te maken. (Het zogenaamde reservegetal wordt buiten beschouwing gelaten.) Er zitten `41` balletjes met daarop de getallen `1` tot en met `41` in een ronddraaiende trommel waaruit telkens één balletje wordt getrokken. Als de zes getrokken getallen overeenkomen met de getallen op zijn lot, ongeacht de volgorde, heeft Jos de hoofdprijs gewonnen.
Hoe groot is de kans dat er zes even nummers worden getrokken? Rond af op vier decimalen nauwkeurig.
Als er twee even nummers zijn getrokken, hoe groot is dan nog de kans dat de volgende vier balletjes ook een even nummer hebben? Rond af op vier decimalen nauwkeurig.
Hoe groot is de kans, dat elk van de zes getrokken getallen kleiner is dan `15` ? Rond af op vier decimalen nauwkeurig.
Jos heeft de nummers `5` , `10` , `15` , `20` , `25` en `30` op zijn lot aangekruist.
Hoe groot is de kans dat hij de hoofdprijs wint?