Op een feestje zijn acht personen aanwezig. Je ziet een tabel met gegevens over de feestgangers.
Welke centrummaat zou je gebruiken om voor elke kolom de feestgangers te typeren?
Welke spreidingsmaat zou je zo mogelijk gebruiken om voor elke kolom de feestgangers te typeren?
Hoe zou je de doorsneefeestganger omschrijven?
Een groep leerlingen wordt tijdens de zwemles gevraagd om zo lang mogelijk hun adem in te houden onder water. Je ziet hier de bijbehorende tijden (in seconden).
`17; 39; 17; 21; 26; 21; 31; 17; 37; 43`
`36; 17; 15; 29; 21; 31; 35; 23; 18; 17`
`26; 21; 28; 23; 22; 16; 37; 33; 27`
Bepaal de drie centrummaten van deze gegevens.
Bepaal de spreidingsbreedte en de standaardafwijking.
Teken een boxplot bij deze gegevens.
Maak een klassenindeling met de eerste klasse `15 - < 20` .
Bereken het gemiddelde en de standaarddeviatie bij deze klassenindeling.
Teken een bijpassende cumulatieve relatieve frequentiepolygoon. Bepaal daarmee de mediaan bij deze klassenindeling.
In de grafiek vind je de jaarinkomens van de werknemers van een grote fabriek.
Wat verdient de doorsneewerknemer van deze fabriek? Welke centrummaat heb je gekozen en waarom?
Welke centrummaat is groter, de mediaan of de modus? Leg uit waar je dat aan kunt zien.