Je hebt de waarnemingsgetallen `16` , `18` , `22` , `24` , `26` , `26` , `28` , `30` en `36` .
Teken een boxplot.
Doe dat nog eens als je bij alle getallen `4` optelt.
En ook als je van alle getallen `40` aftrekt.
Doe het nog eens als je alle getallen door `2` deelt.
Welk resultaat krijg je als je alle getallen met `3` vermenigvuldigt?
Beschrijf wat er met de boxplot gebeurt als bij alle waarnemingsgetallen een getal wordt opgeteld of ervan afgetrokken wordt.
Beschrijf wat er met de boxplot gebeurt als alle waarnemingsgetallen met een getal worden vermenigvuldigd of door een getal worden gedeeld.
lengte regenworm (cm) | aantal |
`0,0 - lt 3,0` | `4` |
`3,0 - lt 6,0` | `8` |
`6,0 - lt 9,0` | `17` |
`9,0 - lt 12,0` | `22` |
`12,0 - lt 15,0` | `23` |
`15,0 - lt 18,0` | `17` |
`18,0 - lt 21,0` | `6` |
`21,0 - lt 24,0` | `2` |
`24,0 - lt 27,0` | `1` |
Voor een practicum biologie worden regenwormen gevangen. De lengte van die regenwormen vind je in de tabel.
Kijk naar de manier waarop de klassen zijn gemaakt. Hoe nauwkeurig zijn de regenwormen gemeten? Bij welke klasse hoort een regenworm die `3,0` cm lang is?
Welke klasse is de modale klasse?
Teken een histogram van de cumulatieve relatieve frequenties. Teken in dezelfde figuur de cumulatieve frequentiepolygoon.
In welke klasse zit de mediaan? Kun je precies zeggen hoe groot die mediaan is? Schat de mediaan met behulp van de cumulatieve frequentiepolygoon.
Bereken het gemiddelde en de standaardafwijking.
Een supermarkt laat onderzoek verrichten naar de besteding per klant en naar de hoeveelheid tijd die een klant aan de kassa nodig heeft om af te rekenen. Er worden op verschillende tijdstippen tellingen gehouden. Je ziet de resultaten.
|
|
Bepaal bij beide tabellen de modus, de mediaan, het eerste en het derde kwartiel en het gemiddelde.
Hoe groot is de standaardafwijking bij beide verdelingen?
Teken bij beide tabellen een boxplot.
De supermarkt heeft een weekomzet van € 150000,00. Een caissière mag `38` uur per week werken.
Hoeveel caissières moet de supermarkt in dienst nemen als er vanwege de wisselende winkeldrukte een overcapaciteit van `25` % wordt aangehouden?
Op elk uur van een dag is de temperatuur bepaald. De uren van middernacht tot 12 uur 's middags worden aangegeven met am (het Latijnse "ante meridiem" (am) betekent "voor het middaguur" ), en de uren van 12 uur 's middags tot middernacht met pm ( "post meridiem" (pm)).
uur | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 |
am | `16,1` | `15,8` | `15,4` | `15,1` | `14,8` | `15,0` | `16,1` | `17,4` | `18,5` | `19,4` | `20,3` | `21,1` |
pm | `21,9` | `22,6` | `22,7` | `22,5` | `21,9` | `21,0` | `19,8` | `18,8` | `18,1` | `17,5` | `17,0` | `16,6` |
Verwerk deze gegevens in een dubbel steelbladdiagram.
Maak boxplots van elk dagdeel afzonderlijk en van de totale dag.
Bereken voor beide dagdelen afzonderlijk het gemiddelde en de standaardafwijking.
Bereken het gemiddelde en de standaardafwijking van alle metingen van die dag.
Geef een verklaring voor de verschillen die je vindt. (Dit is bivariate statistiek. Je bekijkt twee variabelen en hun eventuele samenhang/verschil.)
In een nieuw te bouwen ziekenhuis moeten bedden worden aangeschaft. De facilitaire dienst vraagt zich af welke lengte de bedden moeten krijgen. Hoe langer de bedden, hoe hoger de kosten. In het oude ziekenhuis hebben ze het laatste jaar van `278` patiënten gegevens verzameld. Je vindt ze in het bestand Patiëntengegevens.
Bereken de gemiddelde lengte van de patiënten. Bereken ook de gemiddelde lengte van de vrouwelijke en de mannelijke patiënten apart.
Men kan natuurlijk alle bedden zo lang maken als de langste patiënt. Hoe lang worden de bedden dan? Noem een bezwaar tegen dit idee.
Handiger is misschien de lengte van het bed zo te kiezen dat `50` % van de patiënten erin past. Voor langere patiënten neem je dan een bed met een lengte van de langste patiënt.
Hoe lang moet het bed dan worden als `50` % van de patiënten erin past?
Het hoofd van de facilitaire dienst denkt dat het goedkoper is om verschil te maken in mannen- en vrouwenbedden, wat de lengte betreft.
Als we hiervan uitgaan en de voorwaarde na b, hoe lang worden dan een "mannenbed" en een "vrouwenbed" ?
Het gemiddelde van de getallen `23` , `6` , `15` , `31` , `7` en `c` is gelijk aan `16` . Bereken `c` .
In een eetcafé komen op een dag tachtig mensen eten. Ze besteden gemiddeld € 22,00.
Studenten betalen € 15,00 voor het studentenmenu, dagjesmensen betalen € 25,00 voor
het toeristenmenu.
Hoeveel studenten waren er die dag?