Je ziet de medaillespiegel van de Olympische Spelen van 2008 in Beijng met de beste `12` landen.
Wat geeft elke staaf in dit diagram weer?
Waarom is een 3D-diagram hier handig? Wat staat er op elk van de assen weergegeven?
Welk land heeft de meeste gouden medailles gewonnen?
Welk land heeft de meeste zilveren medailles gewonnen?
Welk land heeft totaal de meeste medailles gewonnen?
Deze gegevens kun je ook in een gestapeld staafdiagram weergeven. Hoe ziet dat eruit? Wat is het voordeel en het nadeel?
Bedenk een presentatie die alle gewenste informatie bevat en een duidelijk overzicht geeft.
Voor een toets kun je maximaal
`100`
punten scoren. Je ziet de scores van een groep van veertig personen.
59 – 57 – 53 – 60 – 63 – 58 – 77 – 33 – 50 – 59
58 – 75 – 62 – 54 – 53 – 78 – 59 – 68 – 65 – 62
57 – 60 – 80 – 47 – 90 – 30 – 60 – 35 – 57 – 87
63 – 65 – 63 – 58 – 65 – 70 – 73 – 58 – 63 – 55
Deel deze scores in klassen in. Neem als laagste klasse `25 - lt 35` . Maak een frequentietabel.
Maak bij deze tabel een histogram van relatieve frequenties.
Maak een frequentiepolygoon met de relatieve frequenties.
Personen die `55` of meer punten hebben, scoren voldoende. Maak een cumulatief relatief frequentiepolygoon en bepaal hoeveel procent van deze groep voldoende heeft gescoord.