Ga uit van een basisfunctie .
De grafiek van ontstaat door de grafiek van in de -richting eenheden te verschuiven.
De grafiek van ontstaat door de grafiek van in de -richting eenheden te verschuiven.
Dit zijn twee transformaties van een grafiek.
Door het optellen van een getal in het functievoorschrift verschuift de grafiek.
In plaats van verschuiving spreek je ook wel van translatie.
De karakteristieken van de getransformeerde functies kun je afleiden uit die van de
basisfunctie.
Ga weer uit van een basisfunctie .
De grafiek van ontstaat door de grafiek van in de -richting met te vermenigvuldigen.
De grafiek van ontstaat door de grafiek van in de -richting met te vermenigvuldigen.
Ook dit zijn twee transformaties van een grafiek.
Door het vermenigvuldigen van een getal in het functievoorschrift wordt de grafiek
vermenigvuldigd vanuit een as.
Dit noem je lijnvermenigvuldiging t.o.v. een as.
De karakteristieken van de getransformeerde functies kun je afleiden uit die van de
basisfunctie.