Welke waarden voor `x` en `y` voldoen aan de vergelijkingen `3x+y=10` en `x+2y=15` ?
Herleid beide formules tot de vorm `y=ax+b` .
`3 x+y = 10` tot `y=text(-)3 x+10`
`x+2 y = 15` tot `y=text(-)0,5 x+7,5`
Je vindt `x` en `y` door de coördinaten van het snijpunt te berekenen.
Er zijn twee manieren:
Met de grafische rekenmachine: maak grafieken en bepaal het snijpunt.
Los de volgende vergelijking op en bereken met de gevonden `x` -waarde de `y` -waarde.
`text(-)3 x+10 ` |
`=` |
` text(-)0,5 x+7,5` |
|
`text(-)2,5 x ` |
` =` |
` text(-)2,5` |
|
`x` |
` =` |
`1` |
Door in een van de formules `x=1` in te vullen, vind je `y=7` .
Bekijk
Laat zien hoe je beide formules herleidt tot de vorm `y=ax+b` .
Gebruik de balansmethode. Welke waarden voor `x` en `y` voldoen aan `2 x + 4 y = 7` en `3 x - 4 y = 8` ?
Gebruik de grafische rekenmachine. Geef je antwoord in één decimaal nauwkeurig. Welke waarden voor `p` en `q` voldoen aan `p+4 q=12` en `3 p-2 q=6` ?
In een klein theater zijn twee soorten plaatsen: zaal en balkon. Voor een bepaalde voorstelling kost een zaalplaats € 12,50 en een balkonplaats € 15,00. Er worden die avond `216` kaarten verkocht met een totale opbrengst van € 2930,00.
Hoeveel mensen hadden een balkonplaats?