Je hebt leren werken met maten voor lengte, oppervlakte en inhoud. Maar er zijn veel meer grootheden die je kunt meten. Bijvoorbeeld:
tijd in uren, minuten, seconden, dagen, jaren, ...;
gewicht in gram (g);
temperatuur in graden Celsius (°C) of graden Fahrenheit (°F);
grootte van computerbestanden in byte (b);
geluidssterkte in decibel (dB);
snelheid in meter per seconden (m/s) of kilometer per uur (km/h).
Bij eenheden als kilometer zie je ook al een voorvoegsel staan.
De officiële eenheid is de meter, kilo betekent
`1000`
, dus
`1`
km
`= 1000`
m.
Er zijn nog veel meer voorvoegsels.
De bekendste zijn:
milli voor duizendste;
centi voor honderdste;
deci voor tiende;
deca voor `10` ;
hecto voor `100` ;
kilo voor `1000` .
Maar dit zijn ze nog lang niet allemaal...
Bekijk in de
Stel: je hebt
`1`
mg van een bepaalde stof.
Van welk woord is
"m"
de afkorting?
En hoeveel gram heb je nu?
En hoeveel g is `1` kg? Geef je antwoord als getal zonder voorvoegsel.
`1` Mg (megagram) is `1` miljoen gram.
Hoeveel kg is `1` Mg?
In de praktijk wordt voor Mg het woord
"ton"
gebruikt.
Hoeveel kg is een megaton? Schrijf je antwoord zo kort mogelijk.
Elke liter water weegt `0,998` kg.
Hoeveel g weegt `1` mL water? Geef je antwoord in decimalen.
Een liter zeewater weegt ongeveer `1,024` kg. Je mengt een liter zeewater met een liter water en haalt daar `1` mL gemengd water uit. Hoeveel g weegt die mL? Geef een exact antwoord.
In de nanotechnologie wordt gewerkt met afstanden van nanometers: `1` nm `= 1` miljardste m.
Hoeveel mm is `3,1` nm? Geef je antwoord als normaal decimaal getal.